Er bestond onduidelijkheid over de vraag of er recht bestond op een gedeeltelijke transitievergoeding bij een neerwaartse aanpassing van het aantal contracturen dan wel een beëindiging gevolgd door een nieuw dienstverband voor een lager aantal uren.
De Hoge Raad heeft aangegeven dat de wetgever geen regeling heeft getroffen voor de gedeeltelijke transitievergoeding. Echter zo overweegt de Hoge Raad indien de aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding niet zou worden aanvaard, zou de werknemer door een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd een deel van de transitievergoeding mislopen waarop hij bij een algehele beëindiging van de arbeidsovereenkomst op dat moment aanspraak zou hebben. De omstandigheden die tot de vermindering van de arbeidstijd hebben geleid (aanpassing contract als gevolg van ziekte), dienen echter blijkens het wettelijk stelsel (met name art. 7:673 lid 1 en lid 7 BW) niet voor rekening van de werknemer te komen.
Er is geen rechtvaardiging te geven voor het mislopen door de werknemer van het bedoelde gedeelte van de transitievergoeding. Een substantiële en structurele vermindering van de arbeidsduur is een situatie waarvoor de transitievergoeding op haar plaats is. Het maakt voor het recht op de gedeeltelijke transitievergoeding daarbij niet uit op welke wijze het dienstverband gedeeltelijk is geëindigd. Bij een substantiële vermindering van de arbeidstijd gaat het om een vermindering van de arbeidstijd met ten minste 20%; bij een structurele vermindering van de arbeidstijd om een vermindering die naar redelijke verwachting blijvend zal zijn. De gedeeltelijke transitievergoeding dient berekend te worden naar evenredigheid van de vermindering van de arbeidstijd en uitgaande van het loon waarop voorheen aanspraak bestond.